Afkoop stamrecht 2014

Afkoop goudenhanddrukstamrechten en toepassing 80%-regeling bij stamrecht-BV’s met onderdekking
19 oktober 2014 (update 27 februari 2015)
De problematiek van de afkoop stamrecht 2014 bij de BV laat zich het best illustreren aan de hand van een voorbeeld. Stel een stamrecht-BV heeft een stamrechtverplichting op de balans staan van € 250.000. Door beleggingsverliezen is er maar € 100.000 aan middelen aanwezig en is het stamrecht daarom slechts tot dat bedrag voor verwezenlijking vatbaar. De rechthebbende op het stamrecht wil gebruik maken van de 80%-regeling. Welk bedrag wordt tot het belastbaar loon gerekend, 80% van € 100.000 of 80% van € 250.000? Uiteraard gaat de fiscus uit van het laatste bedrag. Maar is dat terecht?

Vervallen stamrechtvrijstelling
Met ingang van dit jaar is de stamrechtvrijstelling in de loonbelasting afgeschaft (art. 11 lid 1 onderdeel g (oud), Wet LB 1964). Voor bestaande stamrechten geldt eerbiedigende werking maar is ook de mogelijkheid gecreëerd om stamrechten sanctievrij, d.w.z. dat geen sprake is van vermeerdering van de heffing met 20% revisierente, af te kopen (zie art. 39f Wet LB 1964). In de huidige wettekst (art. 39f lid 2) is alleen de mogelijkheid opgenomen om het gehele stamrecht af te kopen. Er zal dan slechts 80% van de afkoopwaarde tot het belastbaar inkomen worden gerekend (39f lid 3). Daarbij geldt als voorwaarde dat het stamrechtkapitaal vóór 15 november 2013 naar de stamrecht-uitvoerder is overgemaakt (art. 39f lid 4 en 5). Deze 80%-regeling geldt alleen voor het jaar 2014 (de leden 3, 4 en 5 van 39f vervallen m.i.v. 1 januari 2015). De Fiscale verzamelwet 2014, die binnenkort van kracht wordt, voorziet in de mogelijkheid om een stamrecht, gedeeltelijk en sanctievrij af te kopen. Deze mogelijkheid, via een wijziging van 39f lid 2, geldt met terugwerkende tot 1 januari 2014 en blijft ook na 2014 bestaan. Voor gedeeltelijke afkoop geldt geen 80%-regeling. Dus de waarde van het afgekochte deel wordt geheel tot het belastbaar inkomen gerekend.

Kan de waarde in het economisch verkeer van een stamrecht hoger zijn dan de beschikbare middelen in een BV?
Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2014 stelt de staatssecretaris in antwoord op vragen van het NOB het volgende:

“Om in aanmerking te komen voor de toepassing van de 80%-regeling is vereist dat over de volledige aanspraak ineens wordt beschikt. Hierbij is de waarde in het economische verkeer (commerciële waarde) van de aanspraak op het moment van het beschikken bepalend en niet het vermogen dat in de bv daadwerkelijk aanwezig is en uitgekeerd kan worden. De belastingheffing vindt dan ook plaats over deze waarde van de aanspraak.” (zie Belastingplan 2014, Nota naar aanleiding van het verslag, kamerstukken 33752 nr. 11, blz. 95).

Het antwoord op de in het begin gestelde vraag is dus volgens de staatssecretaris dat 80% van € 250.000 = € 200.000 tot het belastbaar inkomen wordt gerekend. Dit betekent dat de beschikbare middelen in de BV vrijwel volledig moeten worden aangewend om de loonheffing te financieren. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst heeft het bovenstaande in het begin van het jaar bevestigd in Vraag & Antwoord 14-001 d.d. 29-01-2014.

Op het standpunt van de staatssecretaris en de belastingdienst valt het nodige af te dingen. Op de eerste plaats kan de waarde in het economisch verkeer (WEV) m.i. niet meer bedragen dan er aan middelen in de BV aanwezig is. Ik heb altijd geleerd dat de waarde in het economisch verkeer van bijv. een recht gelijk is aan het bedrag dat een onafhankelijke derde voor dat recht zou betalen. Niemand zal een nominale vordering van € 250.000 voor dat bedrag overnemen als duidelijk is dat hij niet meer dan € 100.000 zal krijgen. De waarde in het economisch verkeer van het stamrecht in ons voorbeeld kan daarom nooit meer dan € 100.000 bedragen. M.i. zou afkoop van het gehele stamrecht moeten leiden tot een heffing over € 80.000 (80% van de WEV ad € 100.000). Dit is dan een rechtstreekse toepassing van art. 39f lid 2.

Strijdigheid met eerdere standpunten van het Centraal Aanspreekpunten Pensioenen van de Belastingdienst
Heffing over een bedrag van meer dan € 100.000 leidt tot belastingheffing over niet voor verwezenlijking vatbare rechten. Ten aanzien van pensioenaanspraken heeft de wetgever tijdens de parlementaire behandeling van de voorgestelde wetgeving omtrent prijsgeven van pensioenrechten (zie het huidige art. 19b lid 1 onderdeel c, Wet LB 1964) duidelijk gemaakt dat belastingheffing over niet voor verwezenlijking vatbare rechten niet de bedoeling is. Het CAP verwijst hiernaar in Vraag & Antwoord 08-079 d.d. 11-02-2009. Voor de onderhavige stamrechten is deze regelgeving van overeenkomstige toepassing (zie art. 19b, lid 8 oud dat o.g.v. art. 39f lid 1 voor bestaande stamrechten nog steeds van toepassing is). Het standpunt inzake toepassing van de 80%-regeling is dus in strijd met dit standpunt uit 2009.

Alternatieve route 80%-regeling
Alvorens het gehele stamrecht af te kopen zou men er in ons voorbeeld voor kunnen kiezen om formeel € 150.000 prijs te geven met een beroep op 19b lid 8 en op Vraag & Antwoord 08-079 d.d. 11-02-2009. Omdat de verplichting voor dit zelfde bedrag vrijvalt kan men ter voorkoming van heffing van vennootschapsbelasting gebruik maken van de kwijtscheldingswinstvrijstelling (art. 3.13 lid onderdeel a, Wet IB 2001). Er resteert dus nog een stamrecht(verplichting) ter waarde van € 100.000 terwijl ook € 100.000 aan middelen aanwezig is in de BV. Over de waarde in het economisch verkeer zou dan geen discussie meer mogen ontstaan. Afkoop van het gehele stamrecht en toepassing van de 80%-regeling leidt dan tot een heffing over € 80.000 (80% van € 100.000). De fiscus zal hier naar verwachting niet zonder slag of stoot mee akkoord aan.

Alternatief gedeeltelijke afkoop
Je zou in ons voorbeeld ook € 100.000 kunnen laten uitkeren en stellen dat sprake is van gedeeltelijke afkoop. Immers, de WEV is volgens de fiscus € 250.000. Omdat de 80%-regeling dan niet geldt wordt € 100.000 tot het belastbare inkomen gerekend. Wellicht nog beter, belastingtariefmatig bezien, is om in de toekomst het stamrecht stukje voor stukje af te kopen tot dat de pot een keer leeg is. Van belastingheffing over bedragen die niet aan middelen in de BV aanwezig zijn is dan natuurlijk geen sprake meer. De mogelijkheid van gedeeltelijke afkoop betekent overigens een forse vergroting van de flexibiliteit t.a.v. de aanwendingsmogelijkheden van het stamrecht. De eis dat een periodieke uitkering moet worden aangekocht, en de bijbehorende 1%-sterftekans-eis, stellen dan nog weinig voor. Wellicht ten overvloede merk ik nog op dat de periodieke uitkering uiterlijk op de AOW-leeftijd moet ingaan. Tot en met 2012 was dit de 65-jarige leeftijd.

Ten slotte
Wie, in situaties van onderdekking, gebruik wil maken van de 80%-regeling zal, teneinde risico’s te vermijden, snel in overleg moeten gaan met de belastingdienst. Immers, deze regeling geldt alleen dit jaar. Men kan de 80%-regeling ook links laten liggen en de mogelijkheden benutten van gedeeltelijke afkoop.

 David Bakker