Initiatief wetsvoorstel pensioenbanksparen

Persbericht Initiatief Wetsvoorstel pensioenbanksparen
18 december 2015
Pensioenadvocaat Pierre Akkermans en pensioenconsultant  David Bakker hebben een panklaar wetsvoorstel opgesteld dat pensioenbanksparen mogelijk maakt. De wettekst (incl. memorie van toelichting) is online beschikbaar. Het staat elk tweede kamerlid vrij om de tekst te gebruiken en daadwerkelijk als initiatief wetsvoorstel in te dienen. Akkermans en Bakker zijn tot deze opmerkelijke actie overgegaan omdat er naar hun mening onvoldoende wordt opgekomen voor de belangen van werknemers met expirerende pensioenpolissen. Deze werknemers zijn de pineut omdat ze onder wettelijke dwang hun pensioenkapitaal moeten omzetten in een levenslang gegarandeerd pensioen. Door de extreem lage rentestand levert het kapitaal bar weinig pensioen op. De tijdelijk gereanimeerde pensioenknip, die is ingevoerd in afwachting van voorstellen om door te beleggen na pensioendatum, biedt geen soelaas. Ook zal niet iedere werknemer in de toekomst gebruik willen maken van de mogelijkheid om door te beleggen in de uitkeringsfase. Geen beleggingsstress maar rust en zekerheid is wat veel mensen na pensionering wensen. De mogelijkheid om een pensioen bij een bank aan te kopen komt tegemoet aan deze wens en levert bovendien een hoger pensioen op dan bij een verzekeraar omdat banken hogere rentes hanteren.

In de sfeer van het privé-pensioen c.q. het lijfrenteregime in de inkomstenbelasting (derde pijler) is de bank reeds een toegestane uitvoerder. De persoon die de beschikking heeft over een lijfrentekapitaal heeft hierdoor de keuze om bij een verzekeraar of bij een bank een privé-pensioen c.q. lijfrente aan te kopen. Sinds de invoering van dit zogeheten lijfrentebanksparen in 2008 zijn polishouders massaal overgestapt van levensverzekeraars naar banken omdat deze hogere uitkeringen geven. Een voorbeeld op basis van de huidige tarieven verduidelijkt dit:

Voorbeeld Een privé-pensioenspaarder heeft op de AOW-leeftijd een lijfrentekapitaal gespaard van € 100.000. Bij de best biedende verzekeraar kan van dit kapitaal een jaarlijkse, levenslange lijfrente voor hem en zijn partner worden aangekocht van ca. € 4.000. De beste bank biedt voor hetzelfde kapitaal een jaarlijkse uitkering met een duur van 20 jaar – de gemiddelde levensverwachting van een  Nederlander die de AOW-leeftijd heeft bereikt – ter grootte van ca. € 6.000, ofwel  50% meer. Bij de verzekeraar vervalt de uitkering als beide verzekerden zijn overleden. Bij de bank loopt de uitkering gedurende de afgesproken duur door en komt bij eerder overlijden toe aan de erfgenamen. Zelfs bij een duur van 30 jaar, de pensioengerechtigde is dan op de einddatum 95 jaar, is de bankuitkering in totaal bezien nog even hoog als de levenslange uitkering bij een verzekeraar.

Een privé-pensioenspaarder met een vrijkomend lijfrentekapitaal en een werknemer met een vrijkomend pensioenkapitaal verkeren in beginsel, economisch gezien, in dezelfde positie. Het is volgens Akkermans en Bakker daarom nauwelijks verdedigbaar dat de werknemer, in tegenstelling tot de privé-pensioenspaarder, wordt gedwongen een levenslang pensioen aan te kopen bij een verzekeraar.