Geldt afstortingsplicht bij echtscheiding ook als stichting uitvoerder is van DGA-pensioen?

Geldt afstortingsplicht bij echtscheiding ook als stichting uitvoerder is van DGA-pensioen?

Geldt afstortingsplicht bij echtscheiding ook als stichting uitvoerder is van DGA-pensioen?
8 maart 2019

Geldt de afstortingsplicht DGA-pensioen bij echtscheiding ook als als een stichting – waarvoor de eis van een onafhankelijk bestuur geldt – uitvoerder is van het pensioen? Hof den Bosch heeft zich recent over deze vraag gebogen.

Uitgekristalliseerde jurisprudentie
De jurisprudentie rondom de vraag of er een afstortingsplicht geldt voor de pensioenrechten die de ex van een DGA verkrijgt t.g.v. een echtscheiding is nagenoeg uitgekristalliseerd. De hoofdregel is dat er in geval van echtscheiding sprake is van een afstortingsplicht waarbij het niet uitmaakt of de afstorting rechtstreeks van de door DGA beheerste BV of via de dga als privépersoon wordt gevorderd (Hoge Raad, 20 maart 2009, nr. ECLI:NL:PHR:2009:BG9458). Dit is slechts anders als de voor afstorting benodigde liquide middelen niet kunnen worden vrijgemaakt of van elders verkregen, zonder de continuïteit van de bedrijfsvoering van de rechtspersoon en de onderneming waaraan deze is verbonden in gevaar te brengen. Indien er sprake is van onderdekking komt het dekkingstekort evenredig voor rekening van de DGA en zijn ex. Dus als er 20% tekort aan vermogen is, betekent dit dat het (af te storten) deel van het pensioen waar de ex recht op heeft ook met 20% wordt gekort (Hoge Raad, 14 april 2017, nr. ECLI:NL:HR:2017:693).

Hof Den Bosch: pensioenstichting moet afstorten
In deze zaak daagt de ex-vrouw van een DGA haar ex-man en de pensioenstichting voor de rechter en eist afstorting van de pensioenrechten die zij ten gevolge van de echtscheiding heeft verkregen. In beginsel kan de ex geen aanspraak maken op afstorting wanneer de DGA de pensioenstichting niet beheerst. Het hof komt echter tot het oordeel, dat in dit concrete geval, de eisen van de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat toch tot afstorting dient te worden overgegaan (Hof den Bosch, 5 februari 2019, nr. ECLI:NL:GHSHE:2019:384). De man was namelijk bij aanvang van de procedure in eerste aanleg nog enig bestuurder van de stichting. In de loop van de procedure is hij afgetreden als bestuurder en benoemde daarbij een bestuur dat vervolgens nogal amateuristisch opereerde. In dit licht bezien heeft het hof een logische uitspraak gedaan.  

David Bakker

Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan hieronder in voor de nieuwsbrief.