AOW-franchise 2015

AOW-franchise 2015: Waarom makkelijk doen als het moeilijk kan?
3 september 2014 (update 31 maart 2015)
Op 1 januari 2015 treedt de Wet VMO in werking (Wet verlaging maximum opbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen). Dit betekent onder andere een verlaging van de opbouwpercentages (eindloon van 1,9 naar 1,657%, middelloon van 2,15 naar 1,875%) en een beperking van het pensioengevend salaris tot € 100.000. Daarnaast vindt er een merkwaardige verandering plaats van de wijze van vaststelling van de fiscaal minimale AOW-franchise. Deze fiscaal minimale franchise was tot heden voor alle pensioensystemen gelijk. Vanaf 2015 niet meer.

Factor 10/7
De vaststelling van de AOW-franchise staat niet duidelijk in de wet (zie art. 18a, Iid 8 Wet LB 1964). Pas tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel fiscale behandeling van pensioenen werd duidelijk dat een factor van 10/7 op de AOW-uitkering moest worden losgelaten om te komen tot de fiscaal minimale AOW-franchise (Kamerstukken I 1998/99, 26 020, nr. 104b). Deze fiscaal minimale AOW-franchise geldt tot heden voor alle pensioensystemen (eindloon, middelloon en beschikbarepremieregeling). De factor van 10/7 laat zich als volgt verklaren. De AOW wordt in 50 jaar opgebouwd, terwijl voor het aanvullende (eindloon)pensioen wordt uitgegaan van een opbouwperiode van 35 jaar. Door de AOW-uitkering met 10/7 (50/35) te vermenigvuldigen wordt de AOW in 35 jaar volledig ingebouwd.

Factor 100/75 voor middelloon (en BPR) en Factor 100/66,28 voor eindloon
De fiscale wetgeving gaat met ingang van 2015 uit van een pensioen ter grootte van 75% van het gemiddelde salaris en een opbouwperiode van 40 jaar. Dit verklaart het opbouwpercentage van 1,875% dat vanaf 2015 gaat gelden (40 * 1,875% = 75%). De factor ten behoeve van de vaststelling van de AOW-franchise wordt daarom 100/75. De minimale AOW-franchise voor middelloonregelingen daalt hierdoor. Dit geldt ook voor beschikbarepremiegelingen (BPR) omdat voor deze regelingen dezelfde franchise geldt als voor middelloonregelingen. Voor eindloonregelingen daarentegen stijgt de AOW-franchise in 2015. Daar wordt het uitgangspunt dat in 40 jaar met een opbouwpercentage van 1,657% een pensioen kan worden opgebouwd van 66,28% van het laatst genoten loon (eindloon). Als gevolg hiervan wordt de factor 100/66,28. Hierdoor stijgt de minimale AOW-franchise voor eindloonregelingen.

AOW-bedragen
De verschillen in franchises zien er als volgt uit:

Verzekerde regelingen Tot en met 2014 Vanaf 2015
Eindloon € 13.449,– € 14.305,–
Middelloon/BPR € 13.449,– € 12.642,–

 

Eigen beheer Tot en met 2014 Vanaf 2015
Eindloon € 19.619,– € 20.921,–
Middelloon/BPR € 19.619,– € 18.489,–


Commentaar
Het is tamelijk belachelijk dat de hoogte van de AOW-franchise vanaf 2015 afhankelijk wordt van het te hanteren pensioensysteem. Het zal pensioenregelingen alleen maar nog ingewikkelder maken. Zo zullen er bijvoorbeeld in ‘gemengde’pensioensystemen – bijvoorbeeld een beschikbarepremieregeling in combinatie met een eindloonpartnerpensioen op risicobasis – meerdere AOW-franchises kunnen gaan gelden. Toch lijkt het echt te gaan gebeuren. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de Kennisgroep pensioenen van de belastingdienst nieuwe modelpensioenovereenkomsten –  eindloon en middelloon – voor de DGA op haar site heeft gepubliceerd. Deze overeenkomsten, die zijn bedoeld om vanaf 2015 te gebruiken, geven de gewijzigde factoren weer.

Het zou toch veel makkelijker zijn om in de wet een algemeen geldend bedrag aan franchise te noemen dat jaarlijks kan worden geïndexeerd, zoals de franchise in het lijfrenteregime (€ 11.936 voor 2015, zie art. 3.127, lid 3, Wet IB 2001). Tja, waarom makkelijk doen als het moeilijk kan?

David Bakker