Serieus fiscaal lijfrente advies wordt steeds belangrijker

Serieus fiscaal lijfrente advies wordt steeds belangrijker

28 augustus 2019

Belastingadviseurs zouden hun klanten veel scherper kunnen adviseren over lijfrenten. Veel burgers in dit land zijn immers ‘opgescheept’ met één of meer lijfrentepolissen. Mijn indruk is dat belastingadviseurs veel advieskansen laten liggen en klanten met vragen intuïtief direct doorverwijzen naar de verzekeringstussenpersoon. Dat is jammer want om goed advies te kunnen geven over lijfrenten is vooral fiscale – en soms ook enige civielrechtelijke – kennis nodig.

De belastingadviseur zou dus prima in staat moeten zijn om goed lijfrente advies te geven. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om product advies maar advies over de fiscale (on)mogelijkheden m.b.t. lijfrenten. De lijfrenteproducten ‘an sich’ zijn relatief eenvoudig en kunnen vaak zelf door de klant via vergelijkingssites worden afgesloten.

Om een indruk te krijgen van de adviesmogelijkheden omschrijf ik hieronder een aantal praktijk situaties.

Casus 1: Expirerend lijfrentekapitaal overhevelen naar bancaire lijfrente
Een hartchirurg (leeftijd 65) heeft in de jaren ’90 op aanraden van een chique bank tal van polissen gesloten. Deze polissen zullen de komende maanden expireren. Uit de inventarisatie blijkt dat een deel van de polissen ongeclausuleerde kapitaalverzekeringen betreft en voor een ander deel lijfrenteverzekeringen. Het kapitaal dat vrijkomt uit de ongeclausuleerde kapitaalverzekeringen kan gewoon worden genoten.

Van de lijfrenteverzekeringen (in feite een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule) moet t.z.t. een lijfrente-uitkering worden aangekocht. De hartchirurg heeft aangegeven dat hij nu nog geen behoefte heeft aan een uitkering maar vermoedelijk pas vanaf zijn 67ste. We wijzen de chirurg op de mogelijkheid om de expirerende lijfrentekapitalen tijdelijk op een lijfrente bankspaarrekening te stallen en dat hij zelf – via een vergelijkingssite zoals moneywise.nl of 123lijfrente.nl – vrij eenvoudig zo’n rekening kan openen.

Tevens leggen we uit dat hij in de toekomst (op zijn 67ste) zowel bij een bank als een verzekeraar een uitkering kan aankopen en lichten de mogelijke lijfrentevormen toe. Voorts geven we aan wat de gevolgen zijn bij overlijden en geven hierbij de verschillen aan tussen de verzekerde lijfrente – valt niet in de nalatenschap – en de bancaire lijfrente – valt wel in de nalatenschap.

Casus 2: Overbruggingslijfrente
Een DGA (leeftijd 62) heeft in 1993 een stakingswinstlijfrente (stamrecht) bij zijn BV bedongen. Hij wil dat zijn BV het stamrecht gaat uitkeren en wel in zo’n kort mogelijke tijdbestek. Het beschikbare stamrechtkapitaal bedraagt ca. € 300.000. Wij adviseren om een overbruggingslijfrente ter grootte van ca. € 60.000 per jaar te bedingen met een duur van 5 jaar.

De overbruggingslijfrente is weliswaar m.i.v. van 2006 afgeschaft maar o.g.v. overgangsrecht (art. 10a.1 Wet IB 2001) is het mogelijk dat het stamrechtkapitaal wordt omgezet in een overbruggingslijfrente. Volgens de oude wetgeving keerde de overbruggingslijfrente uit tot leeftijd 65 (destijds de AOW-leeftijd). In verband met het verschuiven van de AOW-leeftijd is het toegestaan de overbruggingslijfrente te laten uitkeren tot de feitelijke AOW-leeftijd (zie Besluit van 17 december 2013, nr. BLKB 2013/2201M).

Casus 3: Stakingswinstlijfrente en emigratie
Een ondernemer staakt in 2018 zijn onderneming en emigreert begin 2019 naar Duitsland. Hij wil zijn stakingswinst omzetten in een lijfrente. In onderling overleg met de klant stellen wij vast welke lijfrentesoorten hij wil bedingen en passeren overige fiscale aspecten de revue die bij een emigratie van belang zijn (conserverende aanslag, toepassing belastingverdrag etc..).. Vervolgens sluit de klant via een vergelijkingssite een bancaire lijfrente met een duur van 20 jaar en een hoogte van € 12.000 op jaarbasis. Vervolgens verzoeken wij de fiscus een verklaring af te geven dat de (Nederlandse) bank geen loonbelasting hoeft in te houden op de lijfrente-uitkeringen. Het belastingverdrag wijst de heffing immers toe aan het woonland als de uitkering lager is dan € 15.000.

Casus 4: Pensioenverrekeningslijfrente
Twee echtelieden staan op het punt van scheiden. Afgesproken is dat t.a.v. het pensioen van de man conversie zal worden toegepast waardoor de vrouw een zelfstandig ouderdomspensioen zal verkrijgen. Nu blijkt echter dat de verzekeraar niet meewerkt aan conversie (NB. de verzekeraar is daar wettelijk ook niet toe verplicht). Wij stellen als alternatief voor dat de vrouw afziet van conversie (en verevening) en in ruil daarvoor een recht krijgt op een lijfrente (pensioenverrekeningslijfrente) waarvan de (aftrekbare) premie – in privé – wordt betaald door de man. We wijzen er tevens op dat het tegenwoordig mogelijk is een pensioenverrekeningslijfrente bij een bank te sluiten.

Casus 5: 73-jarige IB-ondernemer met FOR
Een klant (geboren op in 1946) heeft een eenmanszaak en vraagt zich af wat er met zijn FOR ter grootte van € 175.000 moet gebeuren. Het antwoord luidt dat de FOR bij staking vrijvalt of uiterlijk bij staking wordt omgezet in een direct ingaande lijfrente. De uiterste wettelijke ingangsdatum van de lijfrente – in casu 31-12-2016 –  mag in deze specifieke situatie dus worden verschoven.  Dit is goedgekeurd in het Besluit van 3 juni 2014, nr. BLKB2014/816. (NB. De uiterste – wettelijk gezien – ingangsdatum is 31 december van het jaar waarin leeftijd van AOW-leeftijd plus 5 jaar wordt bereikt, zie art. 3.125 Wet IB 2001. In casu is deze datum 31-12-2016.).

Een ander aandachtspunt is nog het volgende. Als de FOR in het jaar dat de AOW-leeftijd wordt bereikt groter is dan het ondernemingsvermogen dan zou het verschil vrij dienen te vallen,  zie art. 3.70 Wet IB 2001). In casu was het ondernemingsvermogen groter dan de FOR.

Casus 6: Ingegane ODV omzetten in lijfrente
Een DGA van 69 geniet al 2 jaar een ODV-uitkering. De ODV-verplichting bedraagt € 200.000 terwijl er nog maar € 100.000 aan middelen in de BV aanwezig is. De DGA wil de BV eigenlijk liquideren en de ODV afstorten. Wij wijzen op de goedkeuring om de ODV (gedeeltelijk) prijs te geven en om te zetten in een lijfrente onder de voorwaarde dat alle middelen worden aangewend voor de aankoop van een lijfrente bij een bank of verzekeraar (zie onderdeel 5.4 van het Besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514). Het verzoek om toepassing van de goedkeuring dient aan de belastinginspecteur te worden voorgelegd.

En zo zijn er nog veel meer praktijksituaties waarin een alerte belastingadviseur geld kan verdienen voor zijn klanten. Het is de kunst om advieskansen tijdig te signaleren.

David Bakker

Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan hieronder in voor de nieuwsbrief.