Vrijval pensioenverplichting

Hoge Raad bevestigt vrijval pensioenverplichting
17 november 2015
De overdrachtswaarde van een pensioenverplichting jegens een DGA dient tegen commerciële grondslagen te worden vastgesteld. Bij de overnemende BV kan dan vrijval ontstaan bij de fiscale jaarwinstbepaling door verschillen in rentepercentages (de wettelijke rekenrente – zie art. 3.29 Wet IB 2001 – van minimaal 4%, versus de commerciële lagere rente) en het verbod op leeftijdsterugstellingen (zie art. 8 lid Wet VPB 1969). De Hoge Raad heeft op 16 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3082) voor het eerst bevestigd dat de wettelijke waarderingsregels (jaarwinstbepalingen) tot vrijval bij de overnemende BV leiden. De Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraak van Hof Den Haag en volgde de conclusie van de AG.

De Hoge Raad moet nu nog een oordeel vellen in het hoger beroep tegen de uitspraak van Hof Arnhem/Leeuwaren van 25 november 2014 (ECLI:NL:GHAR:2014:9138). In tegenstelling tot Hof Den Haag oordeelde Hof Arnhem/Leeuwarden dat er bij de overnemende BV geen vrijval ontstaat (zie eerdere blog). Gezien het arrest van 16 oktober jl. ligt het in de lijn der verwachting dat de uitspraak van Hof Arnhem/Leeuwarden geen stand zal houden. Dit geldt des te meer omdat de AG inmiddels het hoger beroep gegrond heeft verklaard (zie conclusie van 13 juli 2015).

Vrijval bij omzetting stamrechtkapitaal in een periodieke uitkering
Ook bij de omzetting van een stamrechtkapitaal in een periodieke uitkering kan vrijval ontstaan (zie eerdere blog). Hof Den Haag oordeel op 16 juni dit jaar echter – in een curieuze uitspraak – dat er geen vrijval optreed (zie ECLI:NL:GHDHA:2015:1984). De staatssecretaris heeft hoger beroep aangetekend. Dus ook hier zal de Hoge Raad zich moeten uitspreken.

David Bakker