Art. 13a  SW belast stijging commerciële waarde aandelen. Die stijging is niet gelijk aan de fiscale vrijval van de pensioenverplichting

Art. 13a SW belast stijging commerciële waarde aandelen. Die stijging is niet gelijk aan de fiscale vrijval van de pensioenverplichting

Art. 13a  SW belast stijging commerciële waarde aandelen. Die stijging is niet gelijk aan de fiscale vrijval van de pensioenverplichting
24 april 2019

Art. 13a Successiewet 1956 beoogt elke waardestijging van de aandelen, ten gevolge van iemands overlijden, te belasten met erfbelasting bij degene die behoort tot de volgende groep van (aanmerkelijkbelang)aandeelhouders: de partner van de overleden persoon en zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun partners. Onder waardestijging dient de stijging van de commerciële waarde van de aandelen te worden verstaan. In de praktijk komt het voor dat de waardestijging gelijk wordt gesteld aan de vrijval van (bijv.) de fiscale pensioenverplichting. Dit levert aanzienlijke verschillen in uitkomsten op.

Voorbeeld
Een DGA (alleenstaand, vader van een dochter) overlijdt. Hij had jegens de pensioen-BV (aandelen in handen van de dochter) recht op pensioen. In het kader van art. 13a SW wordt de commerciële waardestijging berekend door de waarde (net) vóór overlijden en (net) ná overlijden met elkaar te vergelijken. De fiscale waardering van de pensioenverplichting bedraagt vlak vóór overlijden € 300.000, de commerciële waardering €500.000 (o.b.v. tarieven van professionele verzekeraars). Het verschil tussen de commerciële en de fiscale waardering zou, uitgaande van een normale levensverwachting, in de toekomst als fiscale last worden genomen (VPB-besparing). Daarom kan rekening worden gehouden met een VPB-latentie van stel € 30.000 (stel 15% van het verschil van € 200.000 tussen de commerciële en fiscale waarde). NB als de BV geen winst maakt kan een VPB-latentie achterwege blijven omdat er dan geen sprake is van VPB-besparing. Voorts heeft de BV € 500.000 in kas. Het eigen vermogen c.q. de waarde van de aandelen is dan € 30.000:

Balans vóór overlijden

Kas 500.000 Pensioenverplichting 500.000
VPB-latentie 30.000 Eigen vermogen 30.000
Totaal 530.000 Totaal 530.000

Door het overlijden is er € 63.000 (gemiddeld 21%) VPB verschuldigd over de fiscale vrijval van € 300.000 (NB er wordt verondersteld dat er geen compensabele verliezen zijn). De balans ná overlijden ziet er dan als volgt uit:

Balans ná overlijden

Kas 500.000 Pensioenverplichting 0
VPB-latentie 0 Te betalen VPB 63.000
Eigen vermogen 437.000
Totaal 500.000 Totaal 500.000

Het eigen vermogen c.q. de waarde van de aandelen is door het overlijden met €407.000  gestegen tot €437.000. O.g.v. art. 20 lid 5 en 6 SW mag rekening worden gehouden met een IB-latentie van € 25.438 (6,25% van € 407.000). De belaste (fictieve) verkrijging o.g.v. art. 13a bedraagt dan € 381.562 (407.000 -/- €25.438).

Fiscale vrijval als uitgangspunt
Als de belaste verkrijging wordt berekend o.b.v. van de fiscale vrijval van de pensioenverplichting  dan zou de waardestijging van de aandelen €227.000 (€ 300.000 vrijval -/- € 63.000 VPB) bedragen en de IB-latentie €14.188 (6,25% van € 227.000). De belaste (fictieve) verkrijging bedraagt dan € 212.812 (€ 227.000 -/- €14.188). Dat is € 168.750 lager waardoor er €33.750 (20%) minder erfbelasting hoeft te worden betaald. Zoals gezegd is deze benadering in theorie onjuist. Maar als de fiscus het ook goed vindt hoort u mij niet klagen.

Ten slotte
Overigens kan je je afvragen – in het kader van art. 13a – of de torenhoge tarieven van professionele verzekeraars wel een juiste benadering zijn voor de bepaling van de waarde in het economisch verkeer van de pensioenverplichting in eigen beheer. Immers, verzekeraars moeten een garantie bieden die in eigen beheer onmogelijk is. Gezien de risico’s die de uitvoering in eigen beheer met zich brengt kan het DGA-pensioen niet als een hard, gegarandeerd pensioen worden beschouwd. Die risico’s zouden ook bij de vaststelling van de waarde in het economisch verkeer tot uitdrukking moeten komen als waardedrukkende factor. Overigens zijn verzekeraarstarieven niet altijd beschikbaar (zeker niet bij leeftijden boven de 70). Kortom op de waarde in het economisch verkeer valt een en ander af te dingen.

David Bakker

Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan hieronder in voor de nieuwsbrief.