Afwikkeling ODV bij onderdekking

Afwikkeling ODV bij onderdekking
5 maart 2018 (update 28 mei 2018)
Over het prijsgeven van pensioen in eigen beheer heeft de fiscus altijd moeilijk gedaan waarbij het draaide om de vraag of de pensioenrechten al dan niet voor verwezenlijking vatbaar waren (zie art. 19b lid onderdeel c Wet LB 1964 tekst 31-12-2106). Voor zover pensioenen niet zijn afgekocht of omgezet in een ODV blijft deze discussie t.a.v. pensioen bestaan omdat de oude regels o.g.v. overgangsrecht van toepassing blijven (zie art. 38n lid 1 Wet LB 1964). Maar als het pensioen is omgezet in een ODV kan dezelfde discussie gaan spelen als sprake is van onderdekking. Immers, genoemde oude regels zijn van overeenkomstige toepassing verklaard op de ODV (zie art. 38p lid 4 Wet LB 1964).

Mogelijkheid afstempelen o.g.v. art. 19b lid 8 tekst 31-12-2016 geldt nu ook voor ODV
Met ingang van 2013 werd de mogelijkheid gecreëerd om pensioen in eigen beheer op pensioeningangsdatum af te stempelen indien sprake is van onderdekking (zie art. 19b lid 8 tekst 31-12-2016). De voorwaarden hiervoor zijn nader vastgelegd in het besluit van 18 maart 2013. In onderdeel 5.5. van het besluit van 24 november 2017 is het besluit uit 2013 van overeenkomstige toepassing verklaard op de ODV. Deze boodschap staat ook in V&A 17-021 d.d. 4 april 2018. In de eerdere versie van V&A 17-021 (de versie van 1 april 2017) stond juist dat het besluit van 18 maart 2013 niet van toepassing is op de ODV. Maar dat was dus nog voor het besluit van 24 november 2017. Ook V&A 17-030 (huidige versie van 4 april 2018 heeft versie van 14 juni 2017 vervangen) is in dit verband aangepast.

ODV die moet ingaan afstempelen indien omzetting in lijfrente
Hoewel het CAP bovengenoemde afstempelmogelijkheid nu ook toestaat is er voor de ODV nog een andere afstempelmogelijkheid gecreëerd (zie V&A 17-009 d.d. 4 april 2018). Een ODV kan op de AOW-leeftijd worden afgestempeld onder de volgende voorwaarden:

  • de onderdekking bij de BV is het gevolg van gewone ondernemingshandelingen en niet veroorzaakt door andere factoren als bijvoorbeeld dividenduitkeringen van de BV in de afgelopen jaren of (oninbare) vorderingen op de dga of aan hem verwante personen;
  • alle aanwezige bezittingen van de BV worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente, als bedoeld in artikel 3.125 Wet IB 2001 of van een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van die wet;
  • het eigenbeheerlichaam wordt geliquideerd direct na aanwending van de aanwezige bezittingen ter verkrijging van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als voornoemd;
  • Om ongewenste fiscale gevolgen te voorkomen, is het gewenst dat het prijsgeven van de ODV in verband met onderdekking vooraf af te stemmen met de voor de BV competente inspecteur van de Belastingdienst.

Als voldaan wordt aan deze voorwaarden kan op moment van liquidatie van de BV het resterende deel van de ODV worden aangemerkt als niet voor verwezenlijking vatbaar in de zin van artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, Wet LB (tekst 2016). Op grond van artikel 38p, vierde lid, Wet LB is voornoemd artikel 19b ook van toepassing op een ODV. Het prijsgeven van het resterende deel van de ODV leidt dan niet tot heffing van loon- en inkomstenbelasting. V&A 17-009 d.d. 4 april 2018 is een actualisering – d.w.z. het opnemen van verwijzingen naar het besluit van 24 november 2017 – van de eerdere versie van 1 april 2017.

Ingegane ODV afstempelen indien omzetting in ODV
Een ingegane ODV kan onder voorwaarden worden afgestempeld indien deze wordt omgezet in een lijfrente. Zie mijn blog van 17 mei 2018.

David Bakker

Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan hieronder in voor de nieuwsbrief.